Geef mij antwoord, HEER, geef antwoord. Dan zal dit volk beseffen dat U, HEER, God bent en dat U het bent die hen tot inkeer brengt.’ Het vuur van de HEER sloeg in en verteerde het brandoffer met brandhout, stenen, as en al; zelfs het water in de geul likte het op. Alle Israëlieten zagen het, en allen vielen op hun knieën en riepen:
‘De HEER is God, de HEER is God!’
Toen zei Elia tegen hen:
‘Grijp de profeten van Baäl; laat niet één van hen ontkomen!’ De profeten werden gevangengenomen, en Elia liet hen afdalen naar het dal van de Kison, waar hij hen ter dood liet brengen.
Tegen Achab zei Elia:
‘Ga nu wat eten en drinken, ik hoor het geruis van de stortregen al.’ Achab ging iets eten en drinken en Elia ging naar de top van de Karmel. Daar ging hij gehurkt op de grond zitten, met zijn gezicht tussen zijn knieën. Zijn knecht droeg hij op:
‘Ga jij eens kijken, de kant van de zee uit.’ De knecht ging kijken, maar toen hij terugkwam zei hij:
‘Er is niets te zien.’ Zeven keer stuurde Elia hem terug, en toen de knecht voor de zevende keer was gaan kijken zei hij:
‘Er komt een klein wolkje uit zee opzetten, niet groter dan een handpalm.’ Daarop zei Elia:
‘Ga snel naar Achab en zeg hem dat hij zijn wagen moet inspannen en vertrekken, anders zal de regen hem de weg afsnijden.’ In minder dan geen tijd werd de hemel verduisterd door wolken, stak de wind op en barstte er een enorme regenbui los. Achab reed in de richting van Jizreël. Elia werd door de hand van de HEER gegrepen. Hij schortte zijn lendendoek op en rende voor Achab uit, helemaal tot Jizreël.